Struik, J.
Geschreven door Henk Sepers
Johan Struik tekende in Uut den Umtrek in korte verhalen allerlei wetenswaardigheden over het dagelijks leven in vroeger dagen in en rondom Okkenbroek op.
Maar liefst 355 bladzijden op groot formaat omvat het in 1983 verschenen boek Uut den Umtrek. Onder de pseudoniemnaam Joh. van de Kamphegge tekende Johan Struik (* 9 januari 1906 - † 5 september 1996) zijn herinneringen aan Okkenbroek en wijde omgeving op. De historie, hoofdzakelijk van deze streek, zoals ik het zag en vanaf ongeveer 1910 weer te geven en enigszins voor het nageslacht te bewaren. Zo omschrijft Struik in het voorwoord van het boek zelf het doel van zijn boek. Struik heeft jaren aan het boek gewerkt. Lange tijd waren er slechts twee exemplaren beschikbaar omdat Struik er niet in slaagde zijn levenswerk gedrukt te krijgen. Uiteindelijk werden er 500 exemplaren gemaakt dankzij de inzet van het Administratief Service Centrum in Deventer. Een invalide inwoner van Het Dorp in Arnhem typte het handgeschreven manuscript van Struik over. Als ‘standaardwerk’ over de (cultuur)geschiedenis vond het werk van Struik gretig aftrek. In 2013, dertig jaar na het verschijnen van de papieren versie van Uut den Umtrek, is dankzij de inspanningen van oud-Okkenbroeker Ab Brilman (Oosterhof), het levenswerk van Struik in digitale vorm een tweede leven ingeblazen. Brilman heeft onbegrijpelijke taal en het dialect dat de auteur zo eigen was, zonder het oorspronkelijke werk geweld aan te doen, zoveel mogelijk begrijpelijk gemaakt.
Struik, een natuurliefhebber van het zuiverste soort, was als schrijver een laatbloeier. Pas na zijn pensionering als boer begon hij op zijn zeventigste daadwerkelijk met schrijven. Het hielp enorm dat hij door de jaren heen een omvangrijk archief had opgebouwd waaruit hij kon putten. Zo bewaarde hij in legio albums allerlei op zichzelf staand schijnbaar onbelangrijke krantenknipsels. In samenhang met elkaar geven ze een fraai tijdsbeeld over de periode waarin Struik heeft geleefd en het er in en rondom Okkenbroek uit moet hebben gezien en is toegegaan. Een groot deel van deze verzameling is bewaard gebleven. Waaronder het eigenhandig geschreven manuscript waaraan hij jarenlang in zijn vrije tijd heeft gewerkt. Wie vandaag de dag door de omgeving van Okkenbroek rijdt en de grazige weiden bekijkt zal zich moeilijk voor kunnen stellen dat dit gebied ooit één uitgestrekt heideveld was. Struik liep als kleine jongen vanuit de voordeur zo de hei in. In Uut den Umtrek schrijft Struik over Bats Oom, Holterbroek, bie de Vlesse, de Sloezemansbrug. Met het verstrijken der jaren dreigen deze aanduidingen in de 21ste eeuw zich vooral in de nevelen der tijd te hullen. Struik heeft met al zijn liefde voor de natuur oog voor alles wat groeit en bloeit in de omtrek van Okkenbroek. Niet dat hij minutieus beschrijft hoe het er allemaal uitziet. Dat niet, maar zonder het zich vermoedelijk bewust te zijn geeft hij op een heel andere wijze een inkijkje. Hij somt op wat hij ziet: zonnedauw, kemphanen, snippen, de jacht op het korhoen, duivelsnaaigaren. Daarbij schuwt hij namen van dieren zoals die in het dialect gebruikt werden niet. Een ulk, de grote oele. Cultuur historische gebouwen als de molen, de kerk of de smederij vertellen hun verhaal over de ontstaansgeschiedenis van Okkenbroek. De door Struik genoemde planten en dieren vertellen, tussen de regels door, hun eigen verhaal over hoe het landschap er rond 1920, voor de grote ontginning begon, uitgezien moet hebben. Duivelsnaaigaren, zoals het beeldend in de volksmond wordt genoemd, is een draderige plantje (klein warkruid) dat, als door de duivel genaaid om mens en dier te laten struikelen, zich tussen en over de heidestruiken doorslingert. Of zonnedauw, een vleesetende plant. De meeste zonnedauw groeit in moerasachtige gebieden. De kemphaan, een broedvogel die vroeger veel voorkwam in natte weilanden van laag-Nederland. Om over het korhoen maar te zwijgen. Open heidevelden zijn de biotoop voor het korhoen. Er waren er zoveel dat er op gejaagd werd aldus Struik. Heide (duivelsnaaigaren), moerasachtige gebieden (zonnedauw) en natte weilanden (kemphanen) vormden, zo beschrijft Struik, de ingrediënten waaruit het landschap rondom Okkenbroek in de eerste helft van de twintigste eeuw was opgebouwd. Het sluit naadloos aan bij de eerste zin van het Okkenbroeks Volklied: Te midden der velden in bosschen en hei.
Sinds 1975 bracht Struik het nieuws als bezorger van het Deventer Dagblad dagelijks aan huis. En zo kwam de kleurrijke, praatgrage en hartelijke krantenbezorger overal thuis. Op de koffie tijdens verjaardagen, at onderweg spekpannenkoeken als het zo uit kwam en op zijn vaste pleisterplaats bij koster Mannus werd hij in de winter opgepept met een bordje snert. Bedenk daarbij dat in die tijden het Deventer Dagblad nog een avondkrant was. De sociale contacten en zijn rondgang door het dorp waren de ideale voedingsbodem voor Uut den Umtrek. Het staat er allemaal in. Het Hogeveld zoals Okkenbroek, vanwege de hoge ligging, vroeger werd genoemd. Over de molen, de smederij en de kerk maar ook over de zeer strenge winter van 1929 of hoe het (familie)leven er aan toe ging. Na Uut den Umtrek is Struik begonnen aan een tweede boek. Verder dan een, opnieuw handgeschreven exemplaar, is Struik helaas niet gekomen. In deze versie gaat Struik verder waar hij met Uut den Umtrek is gebleven. Johan Struik, woonde op de Duistermars en trouwde op 2 juli 1936 met Jenneken (Jet) Haverslag (* 25 augustus 1912 - † 5 januari 1994).
Uut den Umtrek lezen? Klik hier.
Reageren? Stuur een bericht naar Henk Sepers.
BRON | Archief Johan Struik, Ab Brilman, Deventer Dagblad.