Kosters
Geschreven door: Henk Sepers
Het beroep van koster in Okkenbroek was meer dan alleen koster zijn. Het kostersechtpaar, want de vrouw droeg ook toen al haar steentje bij, was van alle markten thuis. Sommige kosters combineerden het kosterschap met dat van organist. Alleen al aan de rokende kolenkachels had men een dagtaak. Het kosterschap was vooral een betaalde bijbaan met als grootste pluspunt: wonen in het kostershuis.
Stegeman
De eerste koster was Mannes Stegeman jr. (* 19-12-1881 - † 30-12-1937). Naast zijn kosterschap was Stegeman minstens 25 jaar organist in de kerk van Okkenbroek. Stegeman woonde op de in 1908 gebouwde Adrianahoeve. Een heuse kosterwoning was Okkenbroek nog niet rijk. Zijn ouders, Mannes Stegman sr. en Hendrika Stegaman uit Bathmen, waren de eerste pachters van de Adrianahoeve. Stegeman jr, op 30 mei 1914 getrouwd met vrouw Johanna Frederika Everts (* 02-11-1879 - † 18-07-1974) uit Olst volgde zijn ouders op als bewoners van de Adrianahoeve. Over deze periode schrijft Johan Struik in Uut den Umtrek: Onder de preek namen de mannen wel eens stiekem een pruimpje tabak en dan foeterde de vrouw van de koster wel eens als de vloer zo mooi was gebeitst.
Koopman
Marinus Koopman, geboren 9 augustus 1903 te Holten, komt op 6 november 1924 in Okkenbroek wonen. Vanuit Raalte gaat hij, volgens het bevolkingsregister van de gemeente Diepenveen, in de kost als knecht bij slager Jan Willem Stoevenbelt (* 17 februari 1887) en zijn vrouw Heintje Meilink (* 28 september 1889) met hun vier kinderen op het adres Ok 57. Koopman volgt op 1 juli 1925 Mannes Stegeman op als koster. Koopman is de eerste koster die, als begin 1924 wordt besloten tot de bouw van een kosterwoning, op 13 oktober 1925 in deze woning gaat wonen. Een paar dagen daarvoor treed hij in het huwelijk met de eveneens in Okkenbroek (Ok 17 / Ikkinksweg) woonachtige Gerritjen Egbers ( * 23 september 1905). Marinus en Gerritjen krijgen in Okkenbroek twee kinderen: Teunis (* 27 oktober 1926) en Hendrik (* 10 maart 1928). Het echtpaar Koopman schrijft zich 04 oktober 1929 uit als bewoner van de kosterwoning. Zij verhuizen naar Colmschate waar hun dochter Gerritjen Johanna (* 22 juni 1930) wordt geboren. Bij de bevrijding van Colmschate in 1945 raakt Gerritjen ernstig gewond door een granaatexplosie. Zij wordt door de Canadezen afgevoerd. Naar wat later blijkt is ze dezelfde dag al in Gorssel overleden. Ze wordt als vermist opgegeven. Via foto's in politiebladen is men te weten gekomen dat Gerritjen in Gorssel is begraven. Op 5 augustus 1945 is ze herbegraven op de begraafplaats te Colmschate. Op 11-7-1947 hertrouwt Marinus met Derkje Teunter (* 24 mei 1912). Uit dit huwelijk word nog een zoon geboren. Marinus is op 26 juli 1974 in Colmschate overleden.
Brandsma
Lubertus (Bart) Brandsma geboren op 17 januari 1879 vestigt zich op 2 november 1929, een paar weken voor het 25-jarig jubileum van de kerk in Okkenbroek, samen met zijn vrouw Hendrikje Elzenga (* 30-05-1884) en hun op 16 januari 1911 geboren dochter Martha vanuit Lemsterland als veehouder/koster in Okkenbroek. Zij gaan, nadat het echtpaar Koopman naar Colmschate is vertrokken wonen op het adres Ok 74. Deze woning zou de komende decennia dienst doen als kosterswoning. Op 30 april 1935 vieren het echtpaar Brandsma hun 25-jarig huwelijksfeest. Eind februari 1944 stopt Brandsma als koster.
Noteboom
Als derde koster start op 1 maart 1944 Jan Willem Noteboom (* 12 april 1917 - † 21 januari 2002). Net als Stegeman is Noteboom behalve koster ook organist, stak onder meer de kachels aan in jeugdgebouw de A.R.K. (Arbeid Rondom Kerk), was doodgraver en iedere werkdag kondigde hij met het luiden van de klok het middaguur aan zodat de boeren op het land wisten dat het etenstijd was. Als koster was hij tien jaar actief. Als organist behaalde hij een zeldzame mijlpaal. Volgens de overleveringen wilde Noteboom met zijn kersverse bruid het huis Okkenbroek 66 (Oerdijk 153) kopen. De pastoor van Lettele kreeg er lucht van dat iemand van Protestantse huize een ‘Katholiek’ huis wilde kopen en stak persoonlijk een stokje voor de koop. Noteboom ging daarna wonen in het kostershuis aan de huidige Muldersweg.
Vruggink
Jan Willem Vruggink (* 03-01-1924 - † 02-12-1996) wordt per 15 mei 1954 benoemd als koster en wordt daarmee zowel als koster als bewoner van het kostershuis de opvolger van Noteboom. Vruggink trouwt op 18 juni van dat jaar met Gerda Vosman (* 21-01-1927). Willem is naast koster ook doodgraver en zijn vrouw Gerda boent en poetst de kerk. Gerda: “Op de klompen vanuit huis naar de kerk, maar binnen deed ik altijd sloffen aan.” Na het kosterschap verhuizen Willem en Gerda naar het ouderlijk huis van Gerda aan wat in 1963 de Oosterhuisweg is gedoopt.
Stoevenbelt
De heer Stoevenbelt, woonachtig in het buurtschap Oude Molen, wordt als Willem Vruggink op 1 mei 1958 het kosterschap opzegt de nieuwe koster in Okkenbroek. Lang vervult hij deze functie niet. Amper één jaar na zijn aantreden vertrekt Stoevenbelt op 4 april 1959 als koster.
Haverslag
Gerrit Jan Haverslag (* 14-08-1927 - † 12-09-2002) wordt op 21 april 1959 gekozen als koster. Twee jaar zal hij met zijn vrouw Fieke ten Velde (* 23-12-1932) met wie hij 13 oktober 1954 trouwde de functie van koster en doodgraver vervullen. Het echtpaar woonde die periode op het kostershuis. Fieke was druk in de weer met het schoonmaken van de kerk en het poetsen van het koper van de kroonluchters. Gerrit Jan werkte tijdens zijn kosterschap als ventersknecht bij bakker Smale. Toen in 1961 een einde kwam aan het zijn van koster verhuisde het echtpaar naar boerderij de Nieuwe Schaers. Met het bereiken van haar pensioengerechtigde leeftijd heeft Fieke nog zo’n tien jaar als vrijwillig schoonmaakster de kerk onderhouden. Schoonmaken doet Fieke niet meer. Het koper is ook in 2014 nog in goede handen van Fieke.
Vriezekolk
Gerrit Jan Vriezekolk wordt 18 april 1961 door loting benoemd als koster. Maar liefst zes jaar zal Vriezekolk de functie van koster vervullen. Als hij op 18 januari 1967 stopt blijft hij wel doodgraver.
Nijland
Mans Nijland, gehuwd met Gerritje, aanvaardt in januari 1967 zijn benoeming als koster voor één jaar (en verlengt die stilzwijgend). Nijland (Hutteman) ging niet in het kostershuis wonen. Met echtgenote Gerritje blijft hij aan de Okkenbroekerveldweg wonen. Uiteindelijk zullen Mans en Gatje, zoals ze in de volksmond liefkozend werden genoemd, 14 jaar als kostersechtpaar de kerk in Okkenbroek dienen. Als Nijland in 1981 stopt als koster komt daarmee in Okkenbroek het einde aan het betaalde kosterschap. Direct na het aantreden van Nijland wordt het kostershuis door de kerk verhuurd aan H.J. Klijn Velderman die nog dat jaar het jeugdgebouw De A.R.K. koopt en dat als schuur op het erf laat plaatsen.
Wanneer iemand Henk Kerkdijk vraagt naar de mooiste foto uit de collectie van de kerk, dan hoeft hij geen seconde na te denken. Zonder ook maar iemand iets tekort te willen doen, kiest Kerkdijk voor een foto van het kostersechtpaar Nijland. “Het mooie zit ‘m in het moment”, aldus Kerkdijk. “Koster Mans, de laatste in loondienst van onze gemeente, sluit na een kerkdienst de deuren met een helm op. Zijn vrouw staat er glimlachend bij te kijken, ook met de helm op. Bevreesd voor losliggende stenen in de toren? Nee, nee. De mensen die Mans gekend hebben weten dat hij na gedane arbeid voldaan huiswaarts keerde… op zijn brommer.”
Vanwege gezondheidsredenen dient Nijland in juli 1981 zijn ontslag in. Per 1 september dat jaar stopte Nijland zijn werkzaamheden als koster. Na het afscheid van Nijland werd het werk rond de kerkdiensten overgenomen door de kerkvoogden (bij toerbeurt "deden ze een dienst"). Onderhoudswerk op het erf rond de kerk en op de begraafplaats wordt sinds die tijd volledig gedaan door vrijwilligers (niet-kerkenraadsleden). Het gezin Nijland woonde aan de Koerselmansweg.
Kosterhuis
Een aantal van de kosters woonde in de kosterwoning. In 1924 besloot het bestuur van de kerkstichting tot de bouw van een kosterswoning aan wat later de Muldersweg werd. De eerste bewoner was Marinus Koopman met zijn gezin. De kosterswoning is de enige woning aan de oostzijde van de huidige Muldersweg. De kosters woonden lekker dichtbij, op loopafstand, van de kerk. In het archief van de kerk bevinden zich onder meer bouwtekeningen van een beoogde uitbreiding van het huis, helaas ongedateerd. 1949 is een verbouwing van de woning gegund aan aannemer Nijland in Dijkerhoek. In februari 1967 geeft de kerk een circulaire uit waarin het kostershuis met grond te huur wordt aangeboden. Huurder wordt H.J. Klijn Velderman. Zeven jaar later overweegt de kerk over te gaan tot de verkoop van de kosterwoning waarin dan al lang geen koster meer woont. Volgens documenten is het perceel in 1976 verkocht aan de toenmalige huurders.
Reageren of aanvullingen? Stuur een bericht naar Henk Sepers.
BRON | Gerda Vruggink-Vosman, Henk Kerkdijk, Fieke Haverslag-ten Velde, Henny Poliste, Mans Stegeman, Marien Koopman, Tiny Otten-van Ens, Archief van de kerk, het Open Venster, Uut den Umtrek, Nieuwsblad van Friesland, SAB-Deventer, Oudheidkundige Kring Bathmen.