Bril, J.A.
Geschreven door: Henk Sepers
‘O dierbaar Okkenbroek, waar ik mocht zwerven. Ik heb hier blij geleefd, hier wil ik sterven…’
Bovenstaande tekst is een gezongen eerbetoon aan het dorp Okkenbroek in een van de vele revues die Jan Bril verzorgde. Johannes Antonius Bril zwierf niet alleen door Okkenbroek, hij leefde er vanaf zijn geboorte op 7 september 1918 tot zijn dood op 9 november 1980. Het dorp, de mensen en vooral de natuur waren hem lief. In zijn boek ‘Een zwerver is ook maar een mens’ vertelt hij hier uitgebreid over. De boerderij aan de Koerselmansweg 5 werd door zijn vader en grootvader gebouwd. Geboren is hij aan de overkant op wat nu Koerselmansweg 6 is. Zijn gezin van 12 kinderen was hem soms wat te groot - een huis vol herrie - dan waren de bossen en velden zijn rustpunt. Jan maakte gedichten voor bruiloften en partijen en voetbalde graag. Eerst bij Vriendschap En Spel Okkenbroek (seizoen 1935-1936) later in Lettele waar Jan deel uitmaakte van het elftal dat in 1955 kampioen van de 2e klasse van de Gelderse Voetbal Bond werd. Uit deze periode stamt een ‘sterk’ verhaal: Op een zondag had het elftal van Lettele zich verzameld om gezamenlijk naar Nieuw Heeten te fietsen voor een wedstrijd aldaar. Alleen Jan Bril was er nog niet. Geen probleem, want er werd toch over Okkenbroek gefietst. Daar zouden ze hem wel tegenkomen. Inderdaad: men kwam Jan Bril tegen. Aan de ene hand de fiets en aan de andere hand een koe. “Jan je gaat toch wel mee?”, waarop Jan zei: “Ja zeker maar ik moest eerst met de koe naar de bolle, wacht maar even.” Hij bond de koe aan een boom langs de (zandweg toen) en ging mee naar de voetbal. “Als ik terugkom van de voetbal, dan staat de koe er heus nog wel.” Of dat inderdaad het geval was, is helaas niet bekend. Van zijn hand is het oude clublied van v.v. Lettele.
Hoewel Jan leefde in een tijd dat geloof voor een groot deel bepaalde bij welke kerk, school of vereniging je ingedeeld was, is Jan altijd verbonden geweest met alle Okkenbroekers. Niet in de laa
tste plaats door zijn vele werk voor de revue. Dáár lag zijn interesse en dát verbond hem met de mensen uit het dorp. In de oorlog schreef hij verzetsgedichten om de vijand te beschimpen. Het schijnt dat er nog steeds enkele gedichten te vinden zijn in het Deventer Stadsarchief. Jan steunde het ondergronds verzet waar hij kon en was een van de eersten die met zijn huifkar een feestelijke bevrijdingsronde maakte door het dorp. Zussen Diene en Marietje achterin en Jan Schuurmans met hem op de bok.
De kinderen Bril zijn het dorp Okkenbroek niet trouw gebleven, misschien wel in hun hart, maar niet in de praktijk. Toch liggen ook voor hen veel herinneringen in Okkenbroek. Je kwam ze overal tegen: bij de gymnastiek, op de dorpsfeesten, bruiloften en andere evenementen zoals de motorcross of discomiddagen. Marie - Jan’s vrouw – was een boerin in hart en nieren, Jan niet. Voor hem had het boerenleven niet gehoeven. Zijn hele leven bleef hij dromen van wat had kunnen zijn als hij niet de enige mannelijke erfgenaam was geweest. Maar tradities bonden hem aan huis en grond. Toch wist hij heel goed dat een illusie najagen het zicht op de realiteit meer dan eens belemmert. Hij rijmde: Geluk, geluk, wat is dat toch waar wij achter gaan jagen? We denken vaak ‘we hebben het niet,’ maar we hebben het alle dagen.
Jan was niet alleen stroper, hij organiseerde ook de jacht op de weilanden en in de bossen van Okkenbroek. ‘De Heren’, rijke zakenmensen uit Enschede en omgeving, werden dan op zijn boerderij ontvangen. Ze kregen tussen de middag een warme hap van vrouw Marie en melden zich later in de middag bij café Visser voor het borreltje-op-de-goede-afloop. Veel Okkenbroekers hebben als wildopdrijvers geassisteerd bij de jacht en zijn vast ook met een snister op thuisgekomen. Het wild ging mee naar Enschede, maar dat mocht de lol niet drukken.
In Okkenbroek is Jan wereldberoemd om zijn schrijverstalent dat hij niet alleen in dienst stelde van de revue. In een interview in 1977 verklaarde hij “zonder pen en papier maar half mens te zijn.” Dat tekende de mens Jan Bril. Hij schreef graag. Uit zijn pen vloeiden teksten voor revues, rijmen en hekeldichten. Bril was niet alleen een schrijver maar ook een hartstochtelijk acteur. Hij werd weleens een “duizendpoot in de amateurshow” genoemd, een man die niet alleen voor een dolkomische inhoud van een stuk kon zorgen maar een spel ook gestalte kon geven op de planken.
Jan’s oude dag zou op de boerderij doorgebracht worden, mogelijk met een inwonende zoon of dochter. Het mocht niet zo zijn. De gevolgen van slokdarmkanker velden Jan te vroeg en in een veel te snel tempo. De traditie bepaalde dat Jan na zijn overlijden niet in zijn geliefde Okkenbroek, maar op de katholieke begraafplaats in Lettele werd begraven. Hij had er vast vrede mee. In zijn gedicht over het stille kerkhof is te lezen hoe hij al mijmert over zijn uiteindelijke plek.
‘Waar het kerkhof ginds verscholen ligt, daar klinkt vaak stil geween.
Als ik daar ben dan zeg ik vaak heel zachtjes voor me heen:
als ik eens moet scheiden gaan van hier, uit dit aardse tranendal,
dan hoop ik dat de zwerver in mij, hier voor altijd rusten zal.’
Reageren? Stuur een bericht naar Henk Sepers.
BRON | Dit artikel over Jan Bril is tot stand gekomen op basis van tekst van zoon Theo Bril en aangevuld met informatie uit de jubileumuitgave 50 jaar v.v. Lettele en krantenknipsels uit het archief van Johan Struik.